Sint-Petrusbasiliek Boxtel
A | A | A

nieuws

In zijn voetspoor van naastenliefde

15-07-2019

Durven wij verder te kijken dan het kleine kringetje waarin we ons bewegen? 

Ergens met een boog omheen lopen, is in onze Nederlandse taal een gezegde geworden. Die uitdrukking komt uit het Evangelieverhaal, dat we zojuist hoorden. Daar vertelt Jezus hoe een priester een gewonde man op de weg zag liggen, maar er dan met een boog omheen loopt. Vervolgens komt er een leviet, die ook die gewonde man op de weg ziet liggen. Ook hij loopt er met een boog omheen. Tja, ergens met een boog omheen lopen. We kennen het allemaal. Dat we situaties ontwijken, dat we mensen ontwijken, omdat het ons uit onze comfort-zone haalt. Het kost een extra inspanning, en daar hebben we geen zin in, of we durven het niet aan.

Daar betaal je wel een prijs voor, zegt Jezus in het Evangelie. Want je krijgt namelijk al die kansen en gelegenheden in je leven, om te groeien als mens, als persoon. Kansen om wijzer te worden, om verantwoordelijker te worden, om liefdevoller te worden. Maar als je er niet op ingaat, dan verschraalt en verarmt je leven, dan blijf je gevangen in je kleine ik-je, terwijl je juist bedoeld bent als mens om op te gaan en deel te krijgen aan iets groters dan jezelf, namelijk: de goddelijke liefde, en daarmee leven in volheid, eeuwig leven.

Met die vraag kwam de Schriftgeleerde dan ook bij Jezus: wat moet ik doen om deel te krijgen aan dat goddelijk leven, dat eeuwig leven? Wat zegt de Bijbel daarover, vraagt Jezus hem dan. God liefhebben met heel je hart en je naaste als jezelf, antwoordt de geleerde. Doe dat, zegt Jezus, en je zult leven, volop leven, leven als een kind van God, eeuwig leven.

Het Evangelieverhaal, dat we zojuist hoorden, blijft daarom van wezenlijk belang voor iedere mens. Met als kernvraag: durven wij verder te kijken dan het kleine kringetje waarin we ons bewegen? Durven wij te groeien in ons mens-zijn? Durven wij te groeien in ons kind-van-God-zijn? Durven wij te groeien in liefde voor God en de naaste? Want daarin ligt ons geluk en ook een gelukkige toekomst.
Helaas zijn wij, mensen, dat oorspronkelijke besef, dat God in ons hart heeft gelegd, een beetje kwijt geraakt. Sinds de zondeval van het eerste mensenpaar is ons menselijk hart enigszins verhard en ons menselijk bewustzijn verduisterd, zodat we het niet meer in de gaten hebben dat we elkaar als medemens, als naaste, nodig hebben, en dat wij allen God nodig hebben om ten volle lief te hebben, om ten volle te leven.

In onze huidige samenleving lijkt die kwaal zelfs nog erger geworden, omdat iedereen zo druk bezig is met zijn eigen dingen, dat het steeds moeilijker wordt om tijd en aandacht vrij te maken voor elkaar en voor God. Daar komt nog bij, dat de samenleving steeds beweeglijker en sneller is geworden. Mensen blijven steeds korter op eenzelfde plaats. Daardoor worden de onderlinge contacten steeds vluchtiger, losser en oppervlakkiger, en dreigen mensen steeds meer vreemden te worden voor elkaar.
Toch is dit niet alleen een probleem van onze tijd, maar van alle tijden. In Jezus’ gelijkenis over de barmhartige Samaritaan horen we hoe de priester en de leviet met een boogje om de gewonde man heen lopen. Ze ontwijken hun medemens in nood. En ze hadden nog een goede smoes ook, want ze waren op weg naar de tempel van Jeruzalem en ze wilden daarom niet het risico lopen dat ze onrein zouden worden door het bloed van de halfdode man aan de kant van de weg. Maar dan zou de Samaritaan, die daarna kwam, eigenlijk een nog bétere smoes hebben gehad om de gewonde man te ontwijken. Want een Samaritaan werd beschouwd als een godsdienstig afvallige en omgekeerd werden joden door de Samaritanen ook beschouwd als godsdienstig dwalende mensen, die je moest ontwijken. Maar deze Samaritaan doorbreekt die muur van vijandigheid en vervreemding, omdat hij bewogen is door medelijden. De Samaritaan wordt tot in zijn ingewanden geraakt - zo staat er letterlijk - bij de aanblik van zijn toegetakelde medemens.
En we herkennen in deze barmhartige Samaritaan allereerst Jezus zelf, die de muur van vervreemding tussen God en mensen doorbreekt. Bewogen door medelijden is de Zoon van God immers mens geworden en treedt Hij toe op ons, zijn medemensen in nood. Jezus verzorgt de gewonde mensheid met de genezende sacramenten van olie en wijn; Hij neemt de gekwetste en verzwakte mensheid op zijn rijdier en draagt het kruis voor ons. En wanneer Jezus, net als de barmhartige Samaritaan, weer moet vertrekken en heengaat uit deze wereld, vertrouwt Hij de gewonde mens toe aan de herberg van de Kerkgemeenschap om voor de verwonde mensheid zorg te dragen. Jezus doet dan de eerste aanbetaling van zijn genade, en wat zijn leerlingen nog meer mochten besteden - door hun eigen inzet en lijden -, zo verzekert Hij zijn leerlingen, dat zal Hij bij zijn wederkomst vergoeden.

En zo worden wij dus door de Heer aangemoedigd om in zijn voetspoor van barmhartige naastenliefde te gaan en net als Hij barmhartige Samaritanen te zijn. "Doe gij evenzo en ge zult leven." Leerling van Jezus zijn betekent dus: in geloof met Hem verbonden zijn maar van daaruit ook: handelen zoals Hij, doen als Hij. Want in onze concrete daden dient te blijken of we vanuit zijn liefde leven. Op de vraag van de wetgeleerde: wie is dan mijn naaste?, geeft Jezus dan ook een praktisch antwoord, door de vraag om te keren: je moet je niet afvragen: "Is die ànder misschien mijn naaste?". Want dan begin je al met een afwerende houding en dan vind je ook altijd wel een smoes om er onderuit te komen. Dan blijf je een vreemde, die in feite voor zichzelf leeft en de ander eigenlijk als een last beschouwt. Nee, de goede vraag is: "ben ik zèlf een naaste van ieder die mij nodig heeft? Kan ik iets voor hem of haar doen".
 
Natuurlijk mogen we ook met een stuk wijsheid en beleid handelen. We kunnen niet alles doen. We kunnen niet de last van heel de wereld op onze schouders nemen. Maar we kunnen wel ons deel doen, in de kansen en ontmoetingen van iedere dag. Ja, het woordje “doen” is één van de kernwoorden in het Evangelie van vandaag. Pas vanuit een positieve houding om elke dag bereid te zijn om anderen te beminnen en te helpen, zal ik op het moment dat ik toevallig iemand op mijn weg tegenkom die mijn hulp nodig heeft, niet afwerend met een boog er omheen lopen,  maar op hem of haar afgaan en me a.h.w. laten raken door het leed van die ander, om vervolgens te kijken of ik ergens mee kan helpen en zo de barmhartigheid te beoefenen. Ga dan op weg vanuit die houding om een naaste te zijn, een kind van God, barmhartig voor zijn broeders en zusters. Je zult kansen te over krijgen om te helpen, te dienen en te beminnen.