In deze wintermaanden zijn de dagen korter geworden en de nachten langer. Als dan ’s morgens je wekker gaat, terwijl het buiten nog donker is, dan kan het wel eens lastig zijn om onmiddellijk op te staan. Toch sta je op, omdat je weet dat het tijd is en omdat je weet dat de dag begonnen is. Als je niet opstaat zul je te laat zijn op allerlei afspraken, werkzaamheden en verplichtingen. Dus je zegt als het ware tot jezelf: vooruit sta op, wordt wakker.
Iets soortgelijks zeggen de Bijbellezingen vandaag tegen ons. Jezus zegt: “Wees wakker, wees waakzaam.” En de apostel Paulus zegt: “Ge weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken, al is aangebroken… De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan.” Wordt dus wakker en stem je af op die nieuwe dag, die aan het aanbreken is. Waar hebben Jezus, en Paulus het dan eigenlijk over? Ze hebben het over Gods plan om voor de mensen een nieuwe dag te laten aanbreken, een dag van licht en leven, van heil en eeuwigheid: de nieuwe tijd van Gods Koninkrijk.
Jesaja krijgt er in de 1e lezing een visioen over: Op het einde der dagen gaat het gebeuren en zal het licht van de Heer over ons schijnen en heil brengen. En Jezus zegt daarover: die nieuwe dag is begonnen en zal tot voltooiing door de komst van de Mensenzoon, door Jezus zelf. Maar, zo is de grote vraag: zijn jullie er op afgestemd en doen jullie eraan mee? Of blijven jullie in de nacht van een donkere wereld zonder Gods liefde?
Vandaar zijn “wake up call”: wees wakker, sta op. Je denkt misschien dat het nog nacht is, dat je kunt blijven slapen en dat je nog niet hoeft op te staan. Maar zo is het niet: De nieuwe dag van Christus, de nieuwe wereld van Gods Rijk is reeds aan het aanbreken. Ook al zie je nu nog niet het volle licht van de middagzon, de eerste zonnestralen van die nieuwe dag zijn er al. Ga dus wandelen in dat licht van de Heer, in zijn liefde, en wordt zelf een drager van dat licht, een teken van die nieuwe dag.
Het grote gevaar voor ons allen is dus: te blijven slapen, omdat je meent dat het nog nacht is. De nacht staat dan voor een wereld die gekenmerkt is door vergankelijkheid en dood, door de afwezigheid van Gods liefde. Wanneer je zo, zonder besef van Gods liefde, niet verder kijkt dan de vergankelijke dingen van eten en drinken, van werken en ontspanning, loop je het gevaar een beetje doelloos door het leven te gaan, van het ene voorbijgaande ding naar het andere; dan leef je wel aan de oppervlakte van de vergankelijke dingen, maar zonder diepte, zonder hoogte, zonder verankering in de eeuwige liefde van God. Dan lijken we op de tijdgenoten van Noach, die niets vermoedend gewoon maar doorgingen met oppervlakkig leven, tótdat de zondvloed kwam.
Ook al zullen wij vermoedelijk niet direct een zondvloed meemaken (ofschoon het waterpeil stijgt), toch moeten ook wij net als Noach oppassen dat we niet verdrinken in de economische maalstroom van productie en consumptie. Als we zo louter aan de oppervlakte leven, dan lopen we elkaar vaak in de weg en zijn we voortdurend in strijd met elkaar, met onze houdingen, onze woorden en daden. Dan is de wereld vol zwaarden en speren en conflict, zoals de profeet Jesaja in de eerste lezing constateert.
Uiteraard kunnen we niet wegvliegen uit ons aardse bestaan, met al zijn dagelijkse zorgen en beproevingen. Maar wat wel mogelijk is, is dat ons leven een breder en ruimer perspectief krijgt, zodat je niet alleen horizontaal in de breedte van het vergankelijke hoeft te leven, maar ook verticaal in de hoogte van het eeuwige. De profeet Jesaja gebruikt daarvoor in de eerste lezing een mooi beeld. Op het einde der dagen, zo zegt hij, zal de berg waarop de tempel van de Heer staat, oprijzen boven alle bergen en uitsteken boven alle heuvels. Te midden van onze horizontale aardse bestaan richt God zelf dus een verticale hoogte op. Hij geeft ons een gemeenschappelijk doel, dat boven alles uitsteekt, namelijk zijn tempel, zijn woonplaats onder de mensen. Dat mag voortaan het centrale levensdoel zijn van iedere mens en van alle volkeren tezamen. Alle volkeren zullen erheen stromen en talloze naties erheen trekken. Zij zullen zeggen: “Kom, laat ons optrekken naar de berg van de Heer, naar de tempel van onze God”. Want bij God mogen wonen, en zo duurzaam met Hem en elkaar verbonden mogen zijn, dat is ons gemeenschappelijke doel.
In dit nieuwe perspectief, zo zegt Jesaja, zal de Heer ons zijn wegen wijzen van wijsheid, liefde en vrede. Daardoor zal onze omgang met elkaar veranderen en zullen we elkaar niet langer als vijanden bestrijden en beoorlogen, maar elkaar beminnen en dienen, omdat we allen familie zijn, broeders en zusters, kinderen van de ene Vader. We zullen onze zwaarden omsmeden tot ploegijzers, onze speren tot sikkels. Dat wil zeggen: we zullen onze energie niet inzetten voor negativiteit en vernietiging, maar voor positiviteit en opbouw.
Dit mooie toekomstvisioen van de profeet Jesaja, zo’n 700 jaar voor Christus, heeft, met de komst van Jezus een beslissende doorbraak gekregen. Hij is immers in levende lijve Gods woning onder de mensen, die oprijst boven alle bergen en heuvels. Naar Hem mogen alle volkeren en naties optrekken, om in liefde en vrede te leven.
Zo worden ook wij in deze Adventstijd opnieuw uitgenodigd om wakker te worden en aandacht te hebben voor die nieuwe dag, die God onder ons begonnen is met de komst van Jezus Christus. Zijn moeder Maria mag ons in die waakzaamheid tot voorbeeld zijn. Dan krijgt ons leven naast zijn horizontale breedte ook een verticale hoogte van duurzame liefde. Dan kan Jezus als het ware opnieuw ook onder ons worden geboren, door de werking van zijn Geest, en een nieuwe dag, een goede toekomst laten aanbreken. Amen.