nieuws
Overweging wocoviering 18 okt.
29-10-2020
Overweging bij de woord- en communieviering op Wereldmissiedag 18 oktober
Drie van mijn ooms zijn missionaris geweest. Ome Jan ( broeder Reinardus) stichtte in 1948 met 3 medebroeders na een maandenlange bootreis een missiepost in Merauke, het toenmalige Nederlands Nieuw-Guinea. Ze hadden alleen een paar koffers bij zich. Ze hielden zich vooral bezig met het aanleren van ambachten als timmerman en metaalbewerker aan de papoea’s. Ze werkten vanuit oude legerbarakken en kregen pas na jaren een generator waarmee ze stroom konden opwekken.
Ome Bert (pater Nivardus) vertrok in 1960 naar
San Juan de la Costa, een indianendorpje in Chili, waar hij zijn intrek nam als
pastoor en timmerman in de plaatselijke pastorie, feitelijk een bouwval waar de
wind vrij spel had. Hij hield zich vooral bezig met de armenzorg en verleende
allerlei hulp. Zo deed hij aanvankelijk ook kleine medische ingrepen met zijn
zakmes bij gebrek aan beter. Hij bezocht de verspreid wonende indianen te paard
en door zijn liefde voor de mensen werd hij hun grote held. Hij is daar onder
zeer grote belangstelling begraven en zijn praalgraf wordt nog steeds door de
indianen bezocht. Hij was als het ware een kind van het volk geworden.
Ome Toon ( broeder Anianus) is zijn halve
leven werkzaam geweest Pematang Siantar
op Sumatra als architect en bouwmeester en had zodoende een grote inbreng op
het realiseren van voorzieningen voor zijn Indonesische broeders en zusters. U
heeft voorafgaand aan deze viering mogelijk al een mailtje gekregen waardoor u
een indruk van hem als mens en missionaris hebt gekregen.
Het aloude beeld van een missionaris als een
zeer vrome zendeling die met kralen en kruisjes rondtrok om de heidenen te
ontkerstenen klopt helemaal niet als je de levenswandel van mijn ooms leert
kennen. Allereerst waren zij bezig met zorg voor de armen, het verbeteren van
de levensomstandigheden van de plaatselijke bevolking met respect voor de
bestaande culturen. Ome Toon heeft veel gebouwen ontworpen in de inheemse
Batakstijl.
En waar ze zich de laatste jaren van hun leven
als missionaris zich vooral mee bezig hielden was om zich overbodig te maken,
mede omdat er vrijwel geen aanwas meer was. Ze deden dat door het opleiden van
plaatselijke ontwikkelingswerkers en inheemse geestelijken. De missiecultuur
van weleer is dan ook vrijwel geheel verdwenen en vervangen door projecten die
door de eigen mensen zijn opgezet en vanuit hier worden ondersteund. Op deze
wereldmissiedag gaat onze aandacht uit naar een project waarbij vredesonderwijs
in Guinee in Afrika centraal staat ( enige uitleg daarover).
In het
evangelie van vandaag kunnen we wellicht begrijpen wat missioneren
inhoudt. Er staat geschreven dat Jezus mensen
aanspreekt die er slecht aan toe zijn -armelui, mensen worstelend met onrecht,
met onderdrukking maar die juist in deze kwetsbaarheid een geestelijke
kracht en richting ontvangen waardoor ze zelf de dragers worden van een nieuwe
samenleving. Het thema van de wereldmissiemaand is ook genomen uit deze
evangelielezing: “Gelukkig de vredestichters
want zij zullen kinderen van God genoemd worden”. Missionaris zijn betekent dan
dat je mensen in behoeftige
omstandigheden op weg helpt uit hun armoede en naar een beter gebruik van het
land, dat je treurenden zult troosten, dat je nederigen van hart een beter
uitzicht kunt geven op het nieuwe leven.
En dat missionaris zijn is
niet alleen voorbehouden aan ome Jan, ome Bert en ome Toon maar ook aan ons. En
niet alleen in verre landen maar ook hier. En niet alleen in ververvlogen
tijden maar ook nu. En het hoeft zich ook niet altijd te uiten in grootse
daden: ome Bert was tijdens zijn vakantieverblijf in Nederland heel blij met
een haarkrulset omdat hij daarmee een Indiaanse vrouw kon helpen met haar
kapperspraktijk.