Heilig Hartparochie Eenheid in verscheidenheid
A | A | A

nieuws

De meesten zijn laatkomers

21-09-2020

Er zijn geen tweederangs kinderen van God in Gods Koninkrijk

Op welk moment ontdekken we Gods aanwezigheid in ons leven en leren we Zijn wonderbare liefde als inspiratiebron kennen? Láát, zo zegt de heilige Augustinus over zichzelf, laat in mijn leven. Vele jaren waren voor hem voorbijgaan zonder dat Gods nabijheid een bepalende rol speelde in zijn leven. Terugkijkend constateert Augustinus wel dat de afwezigheid van God zich bij hem manifesteerde in een bepaalde onrust. Onrustig is ons hart, zo schrijft hij, totdat het rust vindt in U, o God. En waarschijnlijk kunnen velen van ons zich in Augustinus herkennen. Ook wij zullen net als Augustinus periodes hebben gekend dat God niet zo heel veel betekende in ons dagelijkse leven. Dat Hij misschien ergens op de achtergrond wel vaag een rol speelde, maar dat we verder onze eigen gang gingen, zonder dat het besef van Gods nabijheid daarin een grote rol speelde.

Ja, voor velen is het liefhebben van God en het beseffen van zijn nabijheid een nog grotendeels onontgonnen terrein waar ze nog maar aarzelend hun eerste stappen op hebben gezet. Zo zijn in zekere zin wij allen, net als Augustinus, laatkomers, als het er om gaat werkelijk besef te hebben van Gods aanwezigheid en werkzaamheid in onze wereld.
Allerlei laatkomers zijn er ook in het Evangelieverhaal van vandaag. Gods is daar al vanaf het eerste uur bezig om de wijngaard van zijn Koninkrijk op aarde op te bouwen, maar werkers van het eerste uur zijn er maar enkelen. De meesten zijn laatkomers. Pas laat in hun leven ontdekken zij dat God hen persoonlijk roept om deel uit te maken van zijn volk en actief mee te werken aan de komst van zijn Rijk. Kan het nog goedkomen met die laatkomers?
Ja, zo is het goede nieuws van vandaag, het kan zelfs helemaal goedkomen met die laatkomers, ja zelfs met de werkers van het laatste uur.

Aan welke laatkomers zouden Jezus’ tijdgenoten zoal gedacht hebben? Waarschijnlijk dachten ze aan allerlei zondaars en tollenaars, die door Jezus werden geroepen om Hem te volgen, ook al hadden die het grootste deel van hun leven aan God nog gebod gedaan. Verder zullen de eerste christenen, die aanvankelijk allemaal joden waren, ook hebben gedacht aan allerlei niet-joodse mensen. Dat waren ook allemaal laatkomers, die nog geen benul hadden van de God van Israël en hoe deze God op weg was gegaan met Abraham en zijn nakomelingen, met Mozes, met David en de profeten en hoe God hen de komst van de Messias had beloofd.
Zouden al die laatkomers nu gedoemd zijn om een soort tweederangs-christenen te worden? Neen, zegt Jezus vandaag in zijn parabel. Ook die laatkomers krijgen allemaal Gods volle genade. Ze worden ten volle deelgenoten van Gods volk, ze worden volwaardige ledematen van Christus’ lichaam, ze krijgen allemaal de gave van de heilige Geest, ze zullen allemaal kinderen van God zijn, broeders en zusters. Er zijn geen tweederangs kinderen van God in Gods Koninkrijk.

Voor de werkers van het eerste uur kan dat soms even wennen zijn, dat die laatkomers toch een volwaardige plek krijgen in Gods Kerk, in Gods Koninkrijk. Nog een voorbeeld van zo’n laatkomer was de apostel Paulus, die we horen in de 2e lezing. Hij hoorde niet bij de eerste apostelen, bij de eerste groep christenen. Hij was aanvankelijk zelfs een vervolger van de christenen en werd door de eerste christenen dan ook gevreesd. Toen Paulus, na een verschijning van de verrezen Christus, zich bekeerde en zich liet dopen, bleven allerlei christenen daarom in het begin nog erg argwanend ten opzichte van Paulus. Konden ze die laatkomer, die zoveel vreselijke dingen had gedaan, wel ooit vertrouwen? Ze hielden hem daarom liever op afstand.
Paulus had toen de tussenkomst van Barnabas nodig om hem te helpen geleidelijk aan een plaats en een rol te krijgen in de eerste Kerk. Maar gelukkig, overeenkomstig de parabel van vandaag, kon ook die laatkomer Paulus al snel een meer dan volwaardige rol spelen in Gods Rijk en in de verbreiding van de Kerk en het Evangelie.

En zo geldt ook voor ieder van ons dat God voor ons een volwaardige plaats heeft bedoeld in zijn heilswerk hier op aarde en ten slotte in zijn eeuwige Koninkrijk. We hoeven onszelf nooit als tweederangs christenen te beschouwen, om welke reden dan ook. Wij allen mogen immers hetzelfde Evangelie beluisteren, wij allen delen hetzelfde geloof in Christus, wij allen vieren dezelfde sacramenten, allen ontvangen dezelfde heilige Geest, wij allen hebben dezelfde hemelse Vader. Hoe ons leven ook verlopen is: als we van goede wil zijn en op zijn roepstem ingaan, mogen we op ieder moment, ook vandaag, weten dat zijn liefde er helemaal voor ons is, en niet slechts half of ten dele. En Hij zal ons de mogelijkheden aanwijzen, waarop we – door gebed en liefde, inzet en offer – een volwaardige rol mogen spelen in de komst en verbreiding van zijn Rijk.

Gods goedheid is groter dan je denkt, houdt Jezus ons vandaag voor. Zijn volkomen goedheid laat zich niet meten met de onvolkomen goedheid van de mensen. Dat betekent niet dat we daar slordig mee om mogen gaan. Integendeel. Het betekent juist dat je ook zelf steeds meer gevormd mag worden door die goedheid en genade van God, om er steeds makkelijker en beter een getuige en medewerker van te kunnen zijn.