Eenheid in verscheidenheid

Klik hieronder op een kerkdorp

A | A | A

nieuws

Mogen wij er ook zijn?

10-12-2022

‘Als een vuilniszak aan de straat gezet’: nominatie mensenrechtenprijs voor woonwagenpastor
 
‘Mogen wij er ook zijn?’, vragen woonwagenbewoners zich af. Pater Van der Zandt komt voor hen op. Hij is genomineerd voor de Prijs voor MensenrechtenMens. ‘Ieder mens verdient een plekje op de wereld. Waarom zij niet?’

Illegale stroomdraden, hopen vuil. Welkom op woonwagenkamp ‘De Bovist’ in Asten. ‘De gemeente noemt ons ‘overtollig.’ Denk je dat wij het leuk vinden om zo te leven? We worden niet geholpen, we mogen hier niet zijn’, vertelt Milka Reinhardt vol emotie. De Sinti-vrouw woont noodgedwongen met twee generaties in haar woonwagen.

Pater Jan van der Zandt (80) van het Woonwagenpastoraat trekt zich haar lot aan. Voor zijn inzet door heel Nederland is hij nu genomineerd voor de Prijs voor MensenrechtenMens van het College voor de Rechten van de Mens.

Om de tafel in Asten zitten opa Reinhardt, oma Reinhardt-Rosenberg, dochter Milka en haar pasgetrouwde dochter met man. Ze halen herinneringen op aan de eerste kennismaking met pater Van der Zandt in 1978, destijds net terug uit Papoea-Nieuw-Guinea. De pater toerde met zijn caravan langs alle kampen in Nederland. Oma Reinhardt-Rosenberg: ‘Mama was zo bang: wie bent u? Ze had het niet zo op de kerk. Daarbij had ze de oorlog nog meegemaakt. Drie van haar zussen zijn met hun acht kinderen verbrand in Auschwitz. Een was nog een baby! Ik moest haar beloven dat we nooit uit elkaar zouden gaan.’

In het kleine kamp in Asten woont de ‘clan’ van Sinti-familie Rosenberg sinds eind jaren zeventig. Opa en oma Rosenberg trokken met hun negen kinderen en diens families richting het Brabantse dorpje. Al gauw begon de ellende. ‘Ach…’ zucht oma Reinhart Rosenberg met een handgebaar. ‘Onze kinderen mochten hier niet naar school. De inwoners waren eroptegen. Ze waren bang dat ze opgegeten werden,’ lacht ze. Ze kucht een keer van de astma (‘slechte grond op het kamp’) en serveert tomatensoep met broodjes. Het aangevraagde bodemonderzoek is er nooit gekomen.

Later kregen de kinderen alsnog onderwijs op een speciale ‘zigeunerschool.’ ‘Dat is eigenlijk een scheldwoord’, vertelt Van der Zandt. ‘In die tijd en nu nog, is het onderwijs aan deze mensen moeilijk. Ze passen niet in het systeem en worden veel te laag ingeschat. Het gevolg is een vicieuze cirkel: ze hebben moeite met het vinden van werk, hebben een laag zelfbeeld en komen niet goed voor zichzelf op. Vind je het gek dat ze dan naar andere middelen grijpen om in hun behoeften te voorzien?’

Steeds meer familie vestigde zich op het kamp. Neef Risho kwam bijvoorbeeld aanwaaien met zijn zes kinderen. Hij zette zijn caravan op een leeg stukje grasveld en bouwde er een grote voortent aan met hout en plastic. Ook de kinderen werden groter en trouwden.
 
Overal verschenen caravans en kleine bouwsels. ‘De familiebanden zijn zeer sterk, in het verleden konden zij alleen op elkaar vertrouwen. Van elkaar gescheiden wonen is voor hen het ergste wat er is’, legt de pater uit. De gemeente lijkt er zich geen raad mee te weten. ‘Met boetes dreigen is het enige wat ze kunnen’, roept Milka verontwaardigd. ‘Maar wat moeten we dan? Ze beloven nieuwe huizen, maar die komen er maar niet.’

Pater van der Zandt: ‘Lang voerde Nederland een uitsterfbeleid. Er werd gestimuleerd om in gewone huizen tussen andere mensen te gaan wonen. Kampen werden gedecentraliseerd en bewust klein gehouden.’ Het gevolg zien we in ‘De Bovist.’ ‘Er zijn niet genoeg vuilnisbakken. Enkel officiële adressen krijgen er één. En een aanhanger zelf wegbrengen naar de milieustraat kost al gauw vijftig euro. Dat kunnen we niet betalen’, vertelt Milka. Om in het kamp te mogen wonen, moeten de bewoners namelijk verplicht onder bewind. Iemand van de gemeente beheert dan alle financiën. ‘De mensen moeten aan de gemeente huur betalen voor hun standplaats. Op deze manier is de gemeente verzekerd van haar geld’, aldus de pater. ‘En weer die vicieuze cirkel’, tekent hij in de lucht.

Het kantoor van de pater staat net als de woonwagens vol snuisterijen die naar het ‘woonwagenbestaan’ verwijzen. De pater organiseert vanuit hier de jaarlijkse landelijke bedevaart en coördineert het pastoraat. Het versterken van positie in Kerk en samenleving hoort daar ook bij. Van der Zandt vertelt, over een buitenlandse Roma-familie, die hij geholpen heeft. Tot de Tweede Kamer aan toe vocht de pater voor hun recht en dwong daarmee mede een nieuwe wet af. ‘We hadden al enige tijd contact met hen, hier in Den Bosch. Hij is verstandelijk gehandicapt en dat is nooit erkend.’ Met vrouw en zes kinderen woonden de man in een afbraakwoning in de stad, vertelt Van der Zandt. 
‘De gemeente zei: ‘Wij kunnen geen grip op dat gezin krijgen.’ Ook de woningbouwcorporatie had er geen zin meer in. Het is natuurlijk niet zo makkelijk om hen als buren te hebben. Hij veroorzaakte overlast. Ik dacht, het komt wel goed, want ook maatschappelijk werk was betrokken. Die zullen ze niet zomaar laten zitten. Maar het gebeurde wel. Ze zetten hem aan de straat en ze schreven hem uit bij het Basisregistratie Personen (BRP).’

Het is inmiddels al twee jaar geleden, maar de zo zachtaardig ogende pater is er nog boos over. ‘Dat doe je zo niet. Als een vuilniszak word je aan de straat gezet. Als pastor heb ik de Sinti, Roma en Reizigers van Nederland goed in beeld. Ik dacht: dit is grensoverschrijdend wat ze hier doen. Andere gemeenten zouden daar wel eens een voorbeeld aan kunnen nemen.’ De pater besloot de burgemeester van ‘s-Hertogenbosch.


vlnr: Pater Jan van der Zandt, Oma Reinhardt-Rosenberg, schoonzoon enkleindochter, Opa Reinhardt en Milka Reinhardt. beeld Jan Willem Boer